- Inleiding
Geschiedenis van het archief | Claas Jansen Pannekoek bouwde in 1709 een windpapiermolen op Wamels Enk bij Heelsum, schuin tegenover zijn al betaande waterpapiermolen. In 1802 werd het bedrijf uitgebreid met de papiermolen op de Drieskamp (gesloopt in 1820) en in 1837 met de windmolen De Fortuyn op de Eikelenkamp ten zuiden van Wamels Enk. Bij een boedelscheiding in 1858 kwam de molen op de Eikelenkamp, na een mislukte openbare verkoop, aan Theodorus Pannekoek, die hem echter al in 1868 verkocht aan een neef, Nicolaas Pannekoek. Deze exploiteerde hem vanaf 1870 samen met N.J.F. Kamperdijk onder de naam 'Pannekoek & Comp'. De molen werd afgebroken en vervangen door een nieuw gebouw met stoommachine, dat echter in 1880 geheel afbrandde en opnieuw werd opgebouwd. Sinds 1883 voerde de fabriek de naam Koninklijke. Na het overlijden van N. Pannekoek in 1884 voerde Kamperdijk met zijn zoons de firma sinds 1902 onder naam 'Koninklijke Papierfabriek Heelsum v/h Pannekoek & Co'. Daarna traden ook de Amsterdamse suikerfabrikant J.C. Spakler jr. en J. Proost en J. Proost sr. toe als leden van de raad van bestuur. Onder leiding van directeur H. Thomassen kreeg Pannekoek de opdracht voor de leveranting van bankpapier aan de Nederlandsche Bank. Vanaf eind jaren '30 kwam het bedrijf vrijwel geheel in handen van de Amsterdamse papierhandelsfirma P. Proost & Zn.. en in 1941 werd zij omgezet in een commanditaire vennootschap. In 1944 werd de fabriek door brand verwoest en het kostte daarna grote moeite haar op te bouwen. De fabricage van bankpapier werd verplaatst naar Van Houtum & Palm en de firma werd in 1953 ontbonden (Voorn, Papiermolens, 255-256). Het archief van de geliquideerde onderneming Koninklijke Papierfabriek voorheen Pannekoek & Co. werd bewaard door de firma Brandt en Proost te Amsterdam, als laatste vennoot van deze onderneming. In 1987 werd dit archief in langdurige bruikleen overgedragen aan de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, waar het werd geplaatst in de papierhistorische collectie. Van het archief, zoals dit aan de Koninklijke Bibliotheek werd overgedragen, werd in 1987 door H. Voorn een inhoudsopgave samengesteld waarbij alle documenten werden beschreven. Later werd het archief ondergebracht bij de collectie van de Stichting Papiergeschiedenis te Apeldoorn. |
| Verwerving | Deze inventaris is een onderdeel van de inventaris van archieven van zes papierfabrieken die zich bevinden in de collectie van de Stichting Papiergeschiedenis in Nederland, welke in 1987 werd ondergebracht bij het Gemeentearchief, sinds 2003 onderdeel van de Stichting CODA te Apeldoorn. Het gaat respectievelijk om de N.V. Cartonfabriek Beukema & Co te Hoogezand, Cramer (voorheen de Berghuizer Papierfabriek) te Wapenveld, Van Delden te Vaassen, Maasmond te Raamsdonkveer, N.V. Koninklijke Papierfabriek voorheen Pannekoek & Compagnie te Heelsum en De Schoone Haas te Waddinxveen. In 2006-2007 zijn de zes archieven zijn in het kader van het programma Metamorfoze opnieuw geïnventariseerd en verfilmd. |
|
|
| Voorwaarden |
| Fysieke kenmerken en technische vereisten | De microfiches met de verfilmde bestanddelen zijn raadpleegbaar in het Kenniscentrum van CODA Apeldoorn. De originelen zijn niet raadpleegbaar. |
|
| Verantwoording |
| In 2005 verwierf CODA subsidie in het kader van het project Metamorfoze, het nationale programma voor conservering van het papieren erfgoed. Het programma heeft tot doel het door versneld autonoom verval bedreigde papieren erfgoed te behouden. Autonoom verval is verval dat doorgaat, ook als aan alle voorwaarden voor zorgvuldige bewaring wordt voldaan. Vormen hiervan zijn: verzuring van het papier, inktvraat en kopervraat. Verzuring komt voor in vrijwel alle papieren documenten van na ca. 1840. Inktvraat en kopervraat kunnen voorkomen in geschreven papieren documenten daterend vanaf de Middeleeuwen waarin bepaalde soorten inkt zijn gebruikt. Metamorfoze is een samenwerkingsverband tussen de Koninklijke Bibliotheek en het Nationaal Archief. Het programma is een initiatief van het Ministerie van OCW. Voor de archieven van deze papierfabrieken is gekozen omdat zij representatief kunnen worden geacht voor de papierfabricage in Nederland in de tweede helft van de negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw. Bij de totstandkoming van het deelproject bleek dat een herinventarisatie noodzakelijk was, aangezien het archief niet voldeed aan de eisen van een goede, geordende en toegankelijke staat. Ook was de materiële toestand verre van rooskleurig. Voor de herinventarisatie is zoveel mogelijk het stramien van andere bedrijfsarchieven gevolgd. Een klein deel is vernietigd. Daarbij ging het vooral om dubbelen. Onderdeel van het project was de microverfilming van alle archivalia. Daarbij is de nieuwe volgorde van de stukken gevolgd. |
|
|