- Inleiding
Geschiedenis van het archief | De Apeldoornse Onderwijzers Toneelvereniging werd opgericht in 1905 door enige onderwijzers, waaronder Jan Holtland, die tot 1955 regisseur was. Hij is geboren op 2 november 1878 in ’s - Heerenbroek bij Zwolle en is in Apeldoorn komen wonen in 1903. Hij was onderwijzer aan de Kanaalstraat. Markante spelers in de beginperiode waren Mien Vlasblom, Jet Steenhuisen (trouwde met Jan Holtland), Hoboken, Piet Bor, Hendrik Surink (getrouwd met Roelofje Holtland). Han Surink, de latere bekende professionele acteur, was hun adoptiefzoon. Hendrik Surink was ook directeur van de Nieuwe Turnkring , opgericht 1 februari 1918. Verder nog Osseman (hoofd van school 13 aan de Asselsestraat) en Philip Starke. Niet alle leden waren onderwijzers of onderwijzeressen. De eerste vergaderingen vonden plaats in herberg “de Moriaan” en de uitvoeringen waren meestal in Tivoli. Jaarlijks werd een optreden verzorgd in de Joodse instelling “Het Apeldoornsche Bosch”. Op 17 maart 1911 werd het toneelstuk “Aan Flarden” van Top Naeff opgevoerd. Op 5 november 1916 neemt men deel aan de toneelwedstrijd in Zwolle, uitgeschreven door de rederijkerskamer: Vierde prijs. In 1910 gaat er samen met andere verenigingen een protest naar de gemeente tegen belasting op publieke vermakelijkheden. In december 1912 komt Apeldoorn en de A.O.T. landelijk in het nieuws. De burgemeester heeft de opvoering van het stuk “Allerzielen” van Herman Heijermans verboden net zoals dat in wel meer plaatsen gebeurde. Het stuk zou kwetsend zijn voor katholieken. In 1913 gaat de vereniging samenwerken met de Apeldoornse Kunstkring. In 1914 breekt de eerste wereldoorlog uit en het Nederlandse leger wordt gemobiliseerd. Voor de hier ingekwartierde militairen hadden de heren Akkerhuijs en Schuddeboom ontspanningsavonden georganiseerd, aanvankelijk in Tivoli, later in de schouwburgtent van A. Hart aan de Paslaan. Opgevoerd werden “De luitenant en zijn oppasser” en daarna “In politiek”. Ook de koningin was aanwezig. Het soldatenvolk is kennelijk niet het gemakkelijkste volk voor toneel. Wanneer de vereniging een goedkope avond voor de soldaten wil organiseren in Tivoli, wenst eigenaar de Roos de zaal hiervoor niet beschikbaar te willen stellen. In 1916 doet de vereniging mee met de nationale toneelwedstrijd in Zwolle, uitgeschreven door de rederijkerskamer aldaar. Een vierde prijs wordt behaald en de heer Hoboken verwierf een bekroning als de beste toneelspeler. In 1934 sluit men zich aan bij de Algemene Nederlandse Dilettanten Toneelvereniging, dilettant in de betekenis van amateur. Najaar 1934 verkeert de vereniging in een crisis. Als agendapunt in de vergadering van 27 oktober 1934 wordt opgevoerd de ontbinding van de vereniging. Verschillende oudere leden vliegen elkaar in de haren en de vereniging wordt gered: Er komt een nieuw bestuur. In mei 1940 besluit het bestuur geen notulen meer te maken van de vergaderingen, vermoedelijk uit veiligheidsoverwegingen. In de oorlogsperiode wordt er wel doorgespeeld ondanks ongemakken zoals verduistering, spertijden en consumptiegebrek. Het jaarverslag 1940-1945 maakt melding van het feit dat de vereniging bij de nieuwe orde betrokken dreigt te raken: De N.S.B. wethouder van Onderwijs stuurt een uitnodiging om deel te nemen aan een “Landjuweel” in Den Haag. Vervolgens komt het verzoek om een grote openluchtuitvoering te organiseren. Bij een bespreking tussen de heren Holtland en Bennink van de vereniging enerzijds en de wethouder anderzijds, werd aan de wethouder te verstaan gegeven dat de vereniging niet meewerkt aan evenementen waar N.S.B. leden op de achtergrond bij betrokken zijn. Gevreesde represailles bleven uit. Verder maakt het jaarverslag melding van de “Battle of Arnhem” met de evacuatie als gevolg, evenals van hongertrekken, razzia’s, fietsenvordering, spertijden en verduistering. In april 1945 gevechten in Apeldoorn en gevangenneming en fusillade van het jongste lid Rein Mulder. Op 16 maart 1946 wordt geheel belangeloos een voorstelling op paleis Het Loo gegeven voor het herstellingsoord van oud illegale werkers. In de periode 1946-1947 vertrekken sommige leden naar Indië. In 1960 treedt de vereniging toe tot de NATU (Nederlandse Amateur Toneel Unie). Op 28 januari 1966 treedt de vereniging als eerste amateurtoneelvereniging op in de nieuwe schouwburg Orpheus met het stuk “Kleine kinderen worden groot” van Noel Langley. De gemeente gaf achteraf alsnog een subsidie van f 300- om een nadelig saldo van f 450-te dekken. Achteraf omdat de subsidie pas een paar weken voor de opvoering aangevraagd was, te laat dus. In het seizoen 1966/1967 doet de A.O.T. mee aan een toneelwedstrijd georganiseerd door de NATU. Het stuk wordt beoordeeld en nabesproken. Heel leerzaam. De NATU wordt in 1968 omgedoopt tot Nederlands Centrum voor Amateurtoneel. Op 13 mei 1968 brengt laatst genoemde organisatie onder auspiciën van de Culturele Raad van Apeldoorn het blijspel in drie bedrijven “Daar moet je vrouw voor zijn” door Terence Dudley. De eerste prijs wordt behaald met een inbreng van de A.O.T. De laatste voorstelling die de vereniging voor eigen publiek speelde (de derde in Orpheus) was op 30 oktober 1968. Het toneelstuk heette “Thuis op de rots”, een thriller in drie bedrijven door George Batson. De A.O.T. werd een slapende vereniging door de volgende oorzaken: tekort aan goede spelers, hoge kosten van schouwburg Orpheus, verminderde belangstelling door de televisie en het beroepstoneel in Apeldoorn en geen aanvragen meer om te spelen. De A.O.T. heeft zichzelf opgeheven met een reünie bijeenkomst op 12 maart 1983. |
|
|
|