- Inleiding
Geschiedenis van het archief | Het ambt Apeldoorn was één van de veertien schout- of scholtambten waarin het platteland van het Kwartier van Veluwe tot 1795/1798 was ingedeeld. Elf hiervan (waaronder Apeldoorn) behoorden tot het landdrostambt Veluwe, de overige drie vielen onder het richterambt Arnhem en Veluwezoom. Daarnaast waren er nog de twee richterambten Oldebroek en Nijbroek, de heerlijkheden Rosendael, Doorwerth, Scherpenzeel en Hoevelaken en de steden Arnhem, Wageningen, Harderwijk, Elburg en Hattem. De schoutambten zijn vermoedelijk ontstaan uit de beheersgebieden van de domeinen van de graven en later hertogen van Gelre. Een ambt bestond meestal uit meerdere kerspels (kerkdorpen). In het geval van Apeldoorn waren dit aanvankelijk Apeldoorn en Beekbergen. In 1653 werd Loenen evenwel een zelfstandig kerkdorp. De bestuurlijke en rechterlijke macht in de schoutambten lag aanvankelijk bij de schouten, de geërfden (grondbezitters) en de ambtsjonkers. Ook de steden, en dan met name de kwartiershoofdstad Arnhem, hadden in meerdere of mindere mate een vinger in de pap, vooral als het de rechtspraak of de vaststelling (de zogenaamde ‘uitzetting’) van de grondbelasting (‘schildschatting’, na 1651 ‘verponding’ geheten) betrof. De schout was verantwoordelijk voor de openbare orde en fungeerde als een soort notaris (‘protocolhouder’). De rechtspraak werd verzorgd door het Landgericht van Veluwe, een rondtrekkende rechtbank die één keer per jaar in elk Veluws ambt zitting hield. Het gerecht werd voorgezeten door de landdrost en bestond verder uit de ambtsjonkers van het betreffende ambt en enkele afgevaardigden van de Veluwse steden. Beroep was mogelijk bij de zogenaamde klarings- of klaarbank die éénmaal per jaar bijeenkwam op de Engelanderholt bij Beekbergen. Na 1676 diende men zich voor hoger beroep te richten tot het hoogste juridische college in Gelderland, het Hof van Gelre en Zutphen te Arnhem.
Vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw nam de invloed van de ambtsjonkers op het ambtsbestuur steeds verder toe ten koste van de schout, maar met name ten koste van de geërfden. In de tweede helft van de zeventiende en in de achttiende eeuw waren zowel de uitzetting als de ontvangst van de belastingen nagenoeg geheel het terrein van de jonkers. De feitelijke werkzaamheden werden uitgevoerd door plaatsvervangers. In tegenstelling tot enkele schoutambten aan de randen van de Veluwe (met name Voorst, Brummen en Rheden) telde Apeldoorn relatief weinig ambtsjonkers, meestal twee, soms drie tegelijk.
In 1684 kocht stadhouder Willem III Huis Het Loo om ernaast een indrukwekkend paleis te laten bouwen. Tien jaar later schonken de Staten van Gelderland een deel van het schoutambt Apeldoorn, waarin huis en paleis, het dorp Apeldoorn, de buurschappen Het Loo en Noord-Apeldoorn, de Order-, Wenumer- en Wieselse marken en het goed Assel gelegen waren, als Hoge Heerlijkheid aan de koning-stadhouder. Bestuurs- en rechtsmacht over deze gebieden kwamen daarbij bij hem te liggen. De daaruit voortvloeiende taken werden waargenomen door een drost of drossaard, bijgestaan door een aantal schepenen, en een aparte schout. Naast de heerlijkheid, bleef de rest van het ambt Apeldoorn als een zelfstandig schoutambt Beekbergen voortbestaan. De dood van Willem III in 1702 en het daarmee beginnend Tweede Stadhouderloos Tijdperk maakte een einde aan deze situatie; de heerlijkheid werd weer opgeheven en met de rest van het ambt herenigd. Na de verheffing van Willem IV in 1747 tot algeheel stadhouder in de Republiek der Verenigde Nederlanden droegen de Gelderse Staten hem een jaar later de Hoge Heerlijkheid Het Loo op. Anders dan in 1694 omvatte deze echter het gehele schoutambt Apeldoorn. Het bestuur werd gevormd door een drost of drossaard en vijf, later zes schepenen. De schout bleef belast met de handhaving van de openbare orde. De drost en een deel van de schepenen waren afkomstig uit de Veluwse adel. De rest van de schepenen behoorde tot het stedelijk patriciaat.
De verovering van de Republiek door de Franse revolutionaire troepen in 1795 luidde ingrijpende veranderingen in. De op de bezetting volgende Bataafse Omwenteling betekende het einde van de bevoorrechte positie van de adel en het stedelijk patriciaat. Deze was immers strijdig met de beginselen van de revolutie (“Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap”). De Hoge Heerlijkheid Het Loo werd op 16 mei 1795 opgeheven en het schoutambt Apeldoorn hersteld, met dit verschil dat het ambt vanaf dan door een gekozen municipaliteit en richter werd bestuurd. De Bataafs-Franse Tijd kenmerkt zich op bestuurlijk vlak door grote grilligheid. In 1798 veranderde bestuurlijke indeling radicaal, hetgeen in 1801 weer ongedaan werd gemaakt.
In 1811, één jaar na de inlijving van de Noordelijke Nederlanden bij het Franse Keizerrijk, veranderde de situatie nogmaals; het ambt Apeldoorn werd verdeeld in drie mairies (gemeentes), Apeldoorn, Beekbergen en Loenen, en volgde daarmee feitelijk de oude kerspelindeling. De mairie Loenen ging toen deel uitmaken van het kanton Brummen, samen met de mairie Brummen. Tot deze mairie Loenen behoorden de buurschappen Loenen, een deel van Eerbeek en Coldenhove. Per 1 januari 1812 kreeg de mairie Loenen een zelfstandige administratie. Stukken hierover liggen in het Gemeentearchief Brummen dat zich bevindt in het Regionaal Archief Zutphen.
Bij het opheffen van de kantons per 1 januari 1818 werd Loenen gevoegd bij de gemeente Apeldoorn en keerde het deel van Eerbeek en Coldenhove terug naar de gemeente Brummen. Gevolg van deze ontwikkelingen is dat er gegevens over personen in Loenen uit de periode 1811-1818 te vinden zijn in het Regionaal Archief Zutphen. Het gaat dan met name om de volgende archieven: 2002 Archief van de gemeente Brummen (1811-1920) en 2067 Inventaris van het archief van de Burgerlijke Stand van de gemeente Brummen (1811-1980). De situatie van 1811 bleef dus ook enige tijd na het einde van de Franse bezetting in 1813 bestaan; pas in 1818 werd een nieuwe bestuurlijke indeling van kracht. De drie mairies Apeldoorn, Beekbergen én Loenen werden toen weer samengevoegd tot één gemeente, Apeldoorn, met aan het hoofd een schout en vanaf 1825 een burgemeester.
Overzichten
Ambtsjonkers (circa 1590-1750)
Gerrit Hackfort tot Ter Horst (overleden 1595) Derk van Essen (overleden voor 1634) Reinier van Voorst (overleden na 1614) Alard Hackfort tot Ter Horst (overleden 1629) Elbert van Voorst (overleden 1611) Wolter van Isendoorn tot Lathum (overleden 1616) Cornelis van Sallandt (overleden 1615) Arend van Middachten tot Pothoven (circa 1576-1624) Diederik van Stepraedt tot Indoornick (overleden 1663) 1633-1663 Olivier Hackfort tot Ter Horst (1602-1665) 1633-1665 Frans van Apeldoorn tot Wolthuys (overleden 1679) 1650-1679 Derk van Baer (overleden 1687) 1658-1687 Johan van Stepraedt tot Het Loo en Indoornick (overleden 1666) 1663-1666 Alard Hackfort tot Ter Horst (1638-1700) 1663-1700 Assueer van Haersolte (1645-1701) 1680-1701 Johan Carselius van Ulft gen. Doornick tot Het Loo (1656-1724) 1680-1684? Willem van Baer (1656-1701)1688-1701 Olivier Hackfort tot Ter Horst (1670-1730) 1701-1730 Willem van Broeckhuysen tot Wolthuys (1667-1706) 1702-1706 Lucas Willem van Broeckhuysen tot Wolthuys en Lathmer (1669-1748) 1710-1748 Derk Jan van Baer (1695-1721) 1716-1721 Hendrik Willem van Wijnbergen (1668-1729) 1716-1729 Alard Wijnand Hackfort tot Ter Horst (1711-1784) 1732-1750
Schouten (1529-1795)
Ambt Apeldoorn Willem Pannekoeck 1529-1569 Jurrien Pannekoeck 1569-1621 Joost van Erckelents 1621-1625 Hendrick van Huedt 1625-1650 Jurrien van Erkelents 1650-1656 Gerardt van Brienen 1656-1698 Jacob van Brienen 1698-1722 Johan Nicolaas Otters 1722-1732 Hubert van Hamel 1732-1748 (1778)
Heerlijkheid Het Loo Joost Pronck 1694-1702 Hubert van Hamel (1732) 1748-1778 Johan van Nuys 1778-1785 Frederik Hendrik Raeber 1786-1795
Drosten/drossaards van de Hoge Heerlijkheid Het Loo (1694-1702 en 1748-1795)
Lucas Willem van Essen 1694-1702 Andries Schimmelpenninck van der Oije tot den Poll 1748-1776 Goosen Geurt Bentinck tot Aller 1776-1786 Willem Anne Schimmelpenninck van der Oije tot de Nijenbeek 1786-1795
Richters, schouten en maires (burgemeesters) (1795-1818)
Richter Olivier Gerrit Willem Joseph Hacfort tot ter Horst 1795-1801
Schout Adam Caspar Willem Nies 1801-1811
Maire van Apeldoorn Johannes Hermanus Gunningh 1811-1813 Jan Carel van Lichtenberg 1813-1815 Jan Hendrik Ducroissi en Otto Hendrik Roschet (afwisselend) 1815-1818
Maire van Beekbergen Derk Coers 1811-1816 Olivier Gerrit Willem Joseph Hacfort tot ter Horst 1816-1818
Maire van Loenen
Adam Caspar Willem Nies 1811-1813 Olivier Gerrit Willem Joseph Hacfort tot ter Horst 1813-1818 |
|
|
| Inhoud en Structuur |
| Bereik en inhoud | Het Oud Archief van Apeldoorn bevat materiaal dat voornamelijk bestuurlijk en financieel van aard is. Rechterlijke archieven voor de periode tot 1811 bevinden zich voor het grootste deel in het Gelders Archief te Arnhem. Het betreft de Oudrechterlijke Archieven van Veluwe en Veluwezoom, dat tevens het archief van de klaarbank van de Engelanderholt bevat, en het Archief van het Hof van Gelre en Zutphen en zijn opvolgers ten tijde van de Bataafse Republiek. In het Apeldoorns Archief berust wel het (Rechterlijk) Archief van de Hoge en Vrije Heerlijkheid Het Loo (archief 2). Dit beslaat de periode 1694-1702 en 1748-1795 toen (een deel van) het ambt Apeldoorn de heerlijkheid Het Loo vormde. |
|
| Verantwoording |
| Literatuur
Ablaing van Giessenburg, W.J. d’, De ridderschap van Veluwe of geschiedenis der Veluwsche jonkers (’s-Gravenhage 1859)
Beek, P. van, Inventaris van het resolutieboek van de ambtsjonkers (1660-1795) en van de municipaliteit van het ambt Ermelo (1795-1810) (Nunspeet 1994)
Franken, M.A.M., Dienaar van Oranje. Andries Schimmelpenninck van der Oije 1705-1776. Een politieke en bestuurlijke levensbeschrijving van een Gelderse luitenant-stadhouder (Zutphen 2002)
Kemperink, R.M., Arnold, C.J.C.W.H., Franken, M.A.M., en Mol, J. de (red.), Geschiedenis van Apeldoorn (Zutphen 1993)
Luikens, E., Apeldoorn in de schaduw van het Loo (1785-1905) (Zutphen 1999)
Veen, J.S. van, “Het ambt Rheden onder het bestuur der jonkers (1719-1797)”, in: Bijdragen en Mededelingen Gelre, XI (1908)
Verbeek, G., Adam, H.B.N.M., Hermans, M.R., Wissing, P. van (red.), Gelders Archievenoverzicht (Zutphen 1995)
Verstegen, S.W., Gegoede ingezetenen. Jonkers en geërfden op de Veluwe tijdens Ancien Regime, Revolutie en Restauratie (1650-1830) (Amsterdam 1989) |
|
|