| Inhoud:
| De Drost zendt een wethe [ gerechtelijke aanzegging] van peindinge aan: "u Jan Hendrix en Geesjen Bros, Egtelieden, voor soo verre ghijl. mogten vermenen tot de volgende goederen eenige betrekkinge te hebben, hoedat W.H. Braskamp in desen speciaal van mij geautoriseert ter instantie van den Advocaat O.D. Wacker op den 4 December 1758 ten overstaen van B. ter Burgh en H. Proper Nootschepenen der Heerlijkheijt bij insuffisance van 't gerede heeft gepeindt op de ongerede goederen van Ambrosius Bros, in sonderheijt op een huis en hoff bij denselven alnog bewoont en gebruikt wordende off tevoren bij hem bewoont sijnde met hetgene daertoe behoort, dan nog op seker erff en goed gent. Voshuisen met alle d'onderhorige perselen en landerijen als den groten acker of Krommen acker groot 6 schepel gesaeij, de Geer groot 3 schepel gesaeij en het bosch daerbij, het kampje agter 't huis groot 2 schepel gesaeij, 3 mergen hooijlandt in 't Beekberger Hooijlandt en een sestendeel holtmerk in Lierdermerkt, alles onder Beekbergen gelegen, waertoe den Pandeijscher consent van de Heeren van de Reken-Camer heeft geobtineert. Om betalinge te becomen van 646 - 2 - 8 wegens getaxeerde costen van salaris en verschot in sake van A. Bros als impetrant contra Gerrit Masen en Jacob Geurts qq Gedaegdens verdient en gedaen met de gevolge van dien, in cas van onvermoedelijke oppositie voor den Hove van Gelderlandt nader te deduceren en verifiëren cum expensis. Met interdictie aen de Pagters off gebruikers van 't goed Voshuisen om geen pagtpenningen uit te keren bij poene van andermalige betalinge." |
