| Inhoud:
| De Drost zendt een Wethe [gerechtelijke aanzegging] van peindingh aen: "U Hendrik Corneliss van den Bergh hoedat Huibert van Hamel Scholtis der Heerlijkheijt, in desen specialijk van mij Drossart geautoriseert ter instantie van Mr. H.H. Otters Burgemeester der stad Arnhem pro se & noie uxoris [ voor zich en zijn vrouw] op den 8 Aug. 1757 ten overstaen van B. ter Burgh en H. Proper Nootschepenen deser Heerlijkheijt bij insuffisance van 't gerede op en aen alle d'ongerede goederen door wijlen U vader Cornelis Lubbers van den Bergh nagelaten en in dese Heerlijkheijt leggende, soo als ook op en aen uwe ongerede goederen alsook op die van Jan van Amersfoort geschiet is, waervan bereets de wethen aen U en aen Jan van Amersfoort affgegaen, heeft gepeindt, om voldoeninge van een capitaal van 500 gl. bij wijlen Cornelis Lubbers en Janna Gerrits aen den Pandeijser schuldig bekent in dato den 24-08-1745 en waervoor Jan van Amersfoort en Hendrik Corneliss sich een voor al als principaal tot borgen gestelt hebben, voorts mede om daeraen affectatie, securiteijt, preferentie te erlangen en vervolgens betalinge van 't capitaal selfs tegens den verschijningsdag den 22 Aug. 1758 met de renten, cum expensis van welke peindinge op den 22 Aug. en 19 Sept. 1757 d'opbodingen respectivelijk sijn gedaen en behoorlijk vervolgt. |
