| Inhoud:
| De Drost zendt een Wethe [gerechtelijke aanzegging] van peindinge aen: "U Jan van Amersfoort als borge en principaal in solidum voor Hendrik Corneliss van den Bergh en Berendina Egbers IJkman, Egtelieden, hoedat Huibert van Hamel Scholtis van de Heerlijkheijt in desen specialijk van mij Drossart geäutoriseert ter instantie van Dr. Nicolaas Westenenck op den 28 Meert 1757 ten overstaen van B. ter Burgh en H. Proper Nootschepenen deser Heerlijkheijt bij insuffisance van 't gerede heeft gepeindt op uwe ongerede goederen, in specie op een huis en hoff met het weijtje agter 't selve bij 't dorp Apeldoorn, bij hem selfs, bij Jan Vrijdagh en bij Hendrik Eckenhuis gebruikt, als mede op een Erffje en goedje onder Beekbergen Buirschap Engelandt bij Reinder Hartgers meijers-wijse gebruikt, bestaende in huis, hoff, bergh, schuir, ong. 3 molder saeijlandt en een vierel in de Breukeler-marck. Teneinde om daeraen te verhalen de betalinge en restitutie van een capitaal van 1700 gl., waervan de denunciatie op den 9 Oct. 1756 door Verweerder bij ondertekeningh aengenomen is, mitsgaders de renthen, nl. 144 - 10 - 0 als ook het lopende jaer renthe, volgens eigenhandigh betekende obligatie van den 17 Meert 1750, waervan alnogh ten overvloet de gerigtelijke denunciatie versogt wort; met de interdictie aen de pagters en gebruikers der bepeinde effecten van sig geene pagtsom nogh gerffsaat weerloos te maken, bij poene als na regten." |
