Inhoud:
| Geexamineert bij den Gerichte der hoge en vrije Heerlijkheijt 't Loo de successive ingecomene en overgegevene bewijsen en deductien van die geene, welke sustineren de naaste Erffgenamen ab intestato te wesen van wijlen de Picqeur Christiaen Ludewigh Muller den 2 Meij 1761 op 't Loo improbis ac intestatus overleden. De boedel, nalatenschap off de penningen daarvan berusten onder de Secretaris van de Heerlijkheijt. Vonnis: Het Gerigt verstaat dat als naaste Erffgenamen ab intestato van de Picqeur Christiaen Ludewigh Muller geregticht sijn, elk voor ΒΌ portie: 1. zijn halve suster Charlotta Louisa Koch, e.v. den Forster Schulz, 2. Maria Sophia Beuvius, e.v. den knopenmaker te Berlijn Johan Valentijn Brehmer en desselfs broeder Policarpus Beuvius in desen representerende haer overledene moeder Catarina Margaretha Muller in leven huisvrouw van den inspector Beuvius en volle suster van wijlen den Picqeur C.L. Muller, 3. den Koninglijken Pruissischen Auditeur Ludolph Christaen Koelling, indien deze nog in leven was op de sterfdag van de Picqeur, als representerende sijn vooroverledene moeder Henrietta Sophia Muller in leven e.v. den Secretaris Christiaen Koelling en halve suster van de Picqeur. Mocht hij niet in leven zijn geweest op de sterfdag, dan wordt zijn deel verdeeld tussen de andere erfgenamen. 4. den onmundige Carel Willem Koch in desen representerende sijn overleden vader Ludolph Ehrenreich Koch in leven halve broeder van de Picqeur. |