| Inhoud:
| Barber Berends daagt Reijnder Steenman op den Kluitenberg om te hooren verklaaren, dat alzoo Aanleggerse met Maij 1784 sig bij den Verweerder als meijd verhuurt heeft op voorwaarden, dat sij 's weekelijks tot Allerheijligen voor loon zoude genieten 12 stuijvers en na Allerheijligen 's weeks 10 stuijvers, dog naderhand tusschen hun beijde [overeengekomen] is, dat sij 19 guldens in het jaar zoude verdienen, mitsgaders voor toetuig 2 hemden, 2 schorteldoeken een fijn en een grof, een paar schoenen en een paar trippen, Verweerder alnu verpligt is, aan den Aanl.se te voldoen 1. zoodane 19 guldens als sij voor jaarlijx loon bedongen heeft mitsgaders het bovengen. bedongene toetuig[,] 2. zoodane 1 - 10 - 0 als door Aanl. se aan de Verweerder geleend zijn. Vonnis: Het Gericht ordonneert parthijen in judicio te erschijnen ten fine van accomodement.. "Den 15 Julii 1785 is tusschen parthijen geaccordeert, dat Verweerder aan Aanleggerse den gevorderde toebout zal voldoen, en verders betaalen de som van veertig guldens, de helft heden over drie maanden en de wederhelft 1e Maij 1786, zullende verders een ieder sijn eijgen kosten dragen." Volgens Inv. nr. 22, fol. 88 zou Verweerder, een getrouwd man, de vader van Barbers kind zijn. Dit kind overleed op 03-05-1785. |
