| Inhoud:
| Jochem Willems en Jan Willems eijgenaaren van een huijs en hof in Engeland onder Beekbergen staande dagen Gerrit Buik om te hooren verklaaren vermits den Verweerder geen pagt heeft aan voors. huijs en hof of eenig gedeelte van dien[,] nog daarvan door wettige pagtcedulle bewijs produceren kan, dat hij derhalven verpligt zal zijn, hetselve huijs en hof voor zoo verre hij dat gebruijkt, van stonden aan, en zonder eenig verder dilaij te verlaaten, en aan de Aanleggeren in te ruijmen, mitsgaders te vergoeden alle hinder[,] schade en nadeel welke sij geleden hebben doordien den Verw. dat huijs en hof hier vooren gemeld in weerwil van de Aanlr. is blijven bewoonen en gebruijken, en alnog onder sig behoud. Vonnis: Het Gerigt verrstaat dat er gedaan is een goede aanspraak en daartegens een quade tegenwheer. |
