Inhoud:
| Cnelisje [Cornelisje] Gijsberts, Jan Cornelissen pro se et nom. ux. [voor zich en zijn vrouw] Gerritje Gijsberts, Annetje Gijsberts, voorts Cornelis Wijnnen en Aart Reijersen momberen over Johanna [Gijsberts] en Egbert Gijsberts alle kinderen van wijlen Gijsbert Egberts en Jacobje Lubberts, en dus erfgenamen van haar gemelde vader en desselfs broeder Elbert Egberts [,] Aanleggeren[,] dagen Jan Egbertsen Verweerder 1. om rekening[,] bewijs en reliqua van sijne administratie als voogd over de Aanleggeren gehad, zoo als hij die met eede zal kunnen sterken[,] 2. om extraditie van de halfscheijd van 169 - 15 - 12 door hem en Lucas Egbertsen te onregte opgebeurt, alles S. C. et d.p.s. [uit de Duplicq blijkt dat Elbert Egberts naar de Oost gevaren is. Daar zou hij overleden zijn.] Vonnis: Het Gerigt verstaat, dat er ten aaansien van de eerste petitie bij gebrek van bewijs gedaan is een quade aanspraak en daarentegens een goede tegenwheer; en ten aansien van de twe[e]de petitie, dat daarvoor gedaan is een goede aanspraak en daartegens een quade tegenwheer, mits de Aanleggeren genoegsame cautie voor alle namaninge komen te stellen; alles met compensatie van kosten om redenen gepron. |