| Inhoud:
| Hendrica Willems daagt Peter Goethart om te horen verklaren, dat hij als vader van het kind, waarvan de Aanleggerse den 10 Junii 1777 bevallen is[,] gehouden is aan haar te betalen wegens reparatie van eer 50 gulden[,] wegens kraamkosten 50 gulden en tot alimentatie van het kind van de geboorte af, tot desselfs meerderjarigheijd toe, de eerste tien jaaren jaars 50 gl, en vervolgens jaars 25 gl. J.M.S. Vonnis: Het Gerigt verstaat, dat er wegens reparatie van eer voor vijfentwintig guldens, wegens kraamkosten voor vijftien guldens, en voor onderhoud van het kind gedaan is een goede aanspraak en daar en tegens een quade tegenwheer; ten ware den Verweerder sittende Gerigte met eede kome te verklaren geen vleeschelijke conversatie met de Aenleggerse gehouden te hebben. 3 Julii 1777 comparuit in Judicio Peter Goethart en heeft den eed bij nevenstaande sententie vervat, afgelegt. Volgens Inv. nr. 21, fol. 25 is Hendrika Willems in het begin van laestleden herfst verscheijde nagten aen de swier geweest. Toen is ze door haar vader over haar slecht gedrag onderhouden. Ze zou Peter Goedhart als vader genoemd hebben omdat van de echte vader niet zo veel te halen zou zijn als van hem. |
