| Inhoud:
| Jan Aarts Schut eijgenaar van sekere akker bouwland gelegen agter het dorp Beekbergen in den soogenaamden Jan Hendrikscamp daagt Jan Gerrits Sprenkler om te horen verklaren, dat het den Verweerder niet heeft vrijgestaan in de laest gepasseerde somer, kort na St. Jacob soodane scheijdvoore, als er tussen de voorn. akker van Aanlegger, en die van Verweerder westwaarts aan deselve geland, des tijdes was, en te vooren sedert veele jaaren altijd geweest is, voor het grootste gedeelte om verre en toe te spaden, deselve aan sijn land te voegen, en den Aenlegger daardoor van desselfs rust en vredige possessie van gem. sijn land, gelijk hetselve door die scheidvoore behoorlijk van Verweerders akker te voren gesepareert is geweest te priveren, en dat Verweerder oversulx gehouden is, het spolie, turbil en indragt daardoor gepleegt kost en schadeloos te repareren, en afte schaffen, en sig te wagten van sulx of diergelijx in het toekomende weer te doen. Vonnis: Het Gerigt verstaat, dat er gedaan is een goede aanspraak en daaerentegens een quade tegenweer. |
