Inhoud:
| Gerrit Brinck en Beernt Kapel in qualiteijt als erff Holtrigters van de Lierder en Speldermerkt dagen Gerrit Sebuss om te horen verclaren, dat het den Verweerder niet heeft vrijgestaen te voren en in 1769 van de gemeente der Lierders-merkts grondt, sonder bevorens verkregen consent der Geërffdens van voors. merkt, aff en aen te tuinen en sig toe te eigenen een gedeelte lant off velt van een spint lants groot, schietende aen de vaalt bij de huijs-steede van Gerrit Jansen 't Oosterhuisen genaemt, ten tweden van tijt tot tijt en in 1769 een stuk velt aen te tuinen en 't selve te leggen bij en aen sijn pasje off grasvelt, tussen Jan Gosens en Willem Clasens-goedt mede in Oosterhuisen, ende dat over sulx schuldig en gehouden sal sijn om dat aff en reets getuinde velt off landt wederom op sijn eigen costen in te slegten en ten behoeve van de gemelde Liermerkt te laten leggen en voorst sigh te wagten, om sulx off dergelijx in 't vervolgh te doen en ondernemen. Vonnis: Het Gericht verstaet, datter gedaen is een goede aenspraek en daertegens een quaede tegenweer. |