| Inhoud:
| Hendrik Lamberts, Jan Prins als in huwelijk hebbende Jantje Lambers, Beernt Janss[,] soon van Aeltje Lambers en Jan Beernts Ehelieden, voorts Jacob Janss in qualiteijt als momber van d' onmundige kinderen van Willem Lambers en Willemtje Hendrix in leven Ehelieden, alle te samen Erffgenamen ab intestato van Fijtje Lambers in leven huisvrou van Jan Clasen dagen voors. Jan Clasen om te horen verclaren, dat hij schuldig en gehouden is om den pretensen door hem geformeerden inventaris van den boedel en nalatenschap van gemelte sijn Ehevrou na behoren te beëdigen, 2. om de tugt door hem op den 16 Jan. deses jaers met de personen van Hendrik Gijsberts Stouthart en Aert Oosterman quasi verburgt, nader en suffisanter te verburgen en 3. om [conform] de huwelijxe voorwaerden tussen hem Gedaegde en wijlen sijn vrou den 26 Meij 1738 opgerigt en gesloten aen Aenleggeren over te geven en vrij te laten trecken alle sodane linne en wolle klederen als tot het lijff van meergemelte sijne vrou hebben gehoort. Vonnis: Dat Parthijen sijn geconvenieert, dat den Verweerder aen d' Aenleggeren voor den 10 Octob. deses jaers sal betalen eene somma van drie hondert guldens vrijgelt[,] dat daertegens den Verweerder den geheelen boedel en nalatenschap van hem en sijn overleden vrou Fijtje Lamberts bij inventaris gespecificeert [sal hebben], niets daervan uitgesondert, dan alleen de klederen van d' overledene Fijtje Lamberts, soo linnen als wollen, welke ten eersten sullen geextradeert worden, verders soo met voordelige en lastige schulden als anders in vollen eijgendom sal hebben en behouden en dat wijders daermede dese procedure, waervan een ieder sijn eige costen dragen sal[,] sijn en blijven opgeheven. |
