| Inhoud:
| De Drossart als nog naeder bewijs becomen hebbende daagt Jacob Willemss te HoogSoeren ter oorsake denselven met en neffens Derk Otten soon van Otto Peterss op den 4 Aug. 1762 's nagts tusschen 10 en 12 urhen in de HoogSoerder-Bosch bij 't soo genoemde Aerts-weegje onder dese Heerlijkheijt op houtdieverije geättrapeert is. Eis: Een boete van 500 gulden. Vonnis: Het Gerigt condemneert den Beclaagde in de geëijste boete van 500 gulden, ten ware denselven sittende Gerigte met solemnelen ede come te verclaren dat het gelibelleerde holt, door hem in den avond off nagt van den 4 Aug. 1762 wegh gedragen[,] is geweest sijn eigendommelijk holt, en dat hij hetselve reets te voren van Reijer Reijerss heeft gecoft gehad. Den 14 Julij 1764 den eedt in Judicio affgelegt door den Beclaagde Jacb Willemss. |
