| Inhoud:
| P. Wesselman als Ontfanger der verpondinge deser Heerlijkheijt daagt Jan Rijnders de Groot om te horen verclaren, dat [hij] gehouden is aen den Aenlegger te betalen de verpondinge van de post volgens maencedulle fol. 101 Hendrik Rijntjes weduwe van daer woont xc. doende 's jaers in enkelde guldens 2 - 1 - 8 en soo als hij Verweerder tot den jare 1750 incluis daer van ook betaalt heeft, sigh bedragende soo ordinair als extra ordinair over de jaren 1751 tot 1761 incluis de somma van 26 - 14 - 14, opstuivers 1 - 6 - 12, drie aenmaningen 12 st. samen 28 - 13 - 10, edogh S. calc. & ded. sol. mitsgaders hetgeene na regten behoort gecort te worden. Eis: Aengeeijst et non comparuit [niet verschenen]. |
