| Inhoud:
| Tenlastelegging: Geurt Arends namens zichzelf en zijn echtgenote Geertje Peters, eijgenaer en possesseur van 't Erf en goet den Diesbergh, daagt Loog Pelen, Arien Gerrits en Rijnder Slijkhuis om te horen verclaren dat het hen niet heeft vrijgestaen in 't laats[t] van de maand Jan. en in 't begin van Feb. beijde deses jaers 1751 alle des aanclagers opgaende bomen sijnde eijke, esse, peppels en klater [ratelpopulier] bomen, staande bij de Diesbergh, om te houwen en weg te voeren. (het erf de Diesbergh heeft eerder toebehoord aan Peter Diesbergh en diens kinderen. Peter's vader Willem heeft die bomen geplant). Volgens de advocaat van de verweerders behoren de bomen aan de marke toe. Het Gerigt is ter plaatse gaan kijken. Hierna voegden zich bij de verweerders Hessel Hendrix, boerscholtis, Lambert Gerrits, Hermen Hendrix Ram en Hermen Evertsen als geswoorens van de Wenumse merkt. Accoord: Er is overeengekomen dat a. de verweerders de bomen sullen behouden en dat de gevoegden van de marke aan de aanclager zullen betalen een summa van f 45,-, b. het zal de aanclager vrij staen om op de plaats van de afgehouwen bomen wederom willige, peppele en claeterbomen te planten, doch met geen ander soort tot sijn privatief nut, c. ieder zal zijn eigen Gerigtskosten dragen. |
