Inhoud:
| Tenlastelegging: Derk van Reemst, voor zichzelf en namens Beertje Derx, Aaltje Derx en Egbertje Derx [zijn reeds mondige kinderen], wed. van Willemina Jansen [die was] medekindt en alsoo mede erffgenaem van wijlen Margrietje Jans, wed. van Jan Willems en ook als mede erffgenaem van sijn [haar ?] overleden broeder Jan Jansen, daagt Derk Jansen en Jan Jansen Vorstelman ook kinderen en mede erffgenamen van bovengemelde hare moeder Margrietje Jansen en haren broeder Jan Jansen. Hij wil voldoeninge hebben 1. van sodane f 129 - 3 - 6 als hem bij magescheijt op den 23 Oct. 1747 sijn toegedeijlt en 2. van f 38 - 13 - 0 als zijn portie in door haer lieden gekofte wagens en boekweijt, met aftrek van f 34 - 14 - 0 betreffende de 1e post soo door Willem Jansen voor sijn aendeel ingevolge het magescheijt betaald zijn. Vonnis: Er is een quaede aenspraek gedaen en een goede tegenweer. |