| Inhoud:
| Vervolg EXAMEN van folio 207. De volgende dag zag Arent Derx dat Jan Jacobs aan de zeer dronken Elbert Egberts een silvere schoegespel, een koperen tonteldoos en een mes en vork met een wit heft ontstal. 2 à 3 weken later gingen Arent en Jan naar Deventer. Jan wilde dat Arent daar de zilveren schoengesp zou verkopen, maar de silversmid zei, dat hij maar met zijn vader moest komen. Hij moest van Jan zeggen dat zijn vader Elbert Egberts heette, omdat dat op de gesp stond. Een jaar geleden kreeg Arent van Jan een sestehalfje om enig lint te kopen bij Arentje Brom aan de Sevenhuisen [Apeldoorn]. Daarna moest hij van Jan in dezelfde winkel voor 2 stuivers lint kopen en hij kreeg een gulden mee. Dit werd geweigerd. Later was hij met Jacob en met Hendrik Wielen in het veld bij de Ankeler. Jan en Hendrik maakten sestenhalven door een munt in de grond te leggen en daar lood of tin over te gieten. Dat soort geld hadden ze al eerder uitgegeven in de Kapel in 't Broekland en "versopen". 6 à 7 weken geleden beloofde Jan aan Arent een dubbeltje, als hij meeging naar het huis van vrouw Pluijm. Daar werden een deken, 2 borstrokken en 2 hemden gestolen. Arent heeft dit bekend aan zijn vader en aan zijn oldoom Herman de Ronde. Die hebben hem bestraft. Arent bekent dat hij aan Jan Jacobs heeft verteld waar de schoenen in het huis van Bastiaan Otten stonden en dat hij diens kousen, een mes en een stuk kaas heeft meegenomen. Na afgelopen Pinksteren heeft hij met de jongen [GradusTuijters] van Arent aen de Tuijte weggenomen 2 immen [korven met bijen] van Jan Buitenhuis Klompemaker op den Ankeler. Die immen verstopten ze onder de rijsebossen bij het huis van Albert de karman. Lambert [Tuijters], de broer van Gradus, ried hen aan de immen terug te brengen, hetgeen ze deden. Hij heeft de schort gestolen van de dochter van Arent de Tuijter. [vervolg op 211] |
