| Inhoud:
| INTERROGATORIA. Ondervraagd zijn: a. Cornelis Gerrids, oud 45 à 46 jaren en zijn vrouw: b. Henrikje Henrix, oud ver in de 40 jaren met hun knechts c. Gerrit Dijkgraaf, oud 25 jaren, d. Jacob Egberts, oud 22 jaren, e. Henrick Gerrids, oud 14 à 15 jaren en hun meijden f. Jacobje Derx, oud 20 jaren en g. Henrica Schimmelpennink, oud 15 à 16 jaren. Alle getuigen weten dat op 26-11-1758 uit een camertje in de molen zijn gestolen: een damaste hembdrok met silvere knooppen en een paar silvere en een paar copere schoengespen, toebehorende aan de knecht Hendrik Gerrids. Kunnen getuigen onder ede verklaren wie dat gedaan heeft? De 1e twee getuigen weten het niet, maar ze verdenken wel 2 knechts, zijnde Duitsers, genaamd Hendrik en Jannis die bij hen gewoond hebben en Zaterdag vertrokken zijn. De 5e getuige is de twee Duitsers nagegaan tot op de Windemolen te Uchelen, maar die ontkenden en wilden wel gevisiteerd worden. De andere getuigen weten van niets. Jacob Egberts verklaart dat Gerrit Dijkgraaf bij hem slaapt, maar hij weet niet of die 's nachts eruit is. |
