| Inhoud:
| Verhoor van Willem Maggrij, oud 30 jaren, van beroep koude slagter, is geboren te Harderwijk. Maggrij woonde te Rheenen bij zijn zwager Jan Beernts. Hij ging naar Swol via Hoogburel [Hoog Buurlo] en vroeg bij de herberg aldaar de weg naar Apeldoorn, maar kwam niet in het huis. Later zegt hij, dat hij misschien met de voet over de dorpel is geweest. Hij zag na enige struikjes een hond. Hij meende dat die verlopen [weggelopen?] was. In Apeldoorn heeft hij "door verbaasdheijt gesegt dat [hij?] den hondt opgevoed hadde". Zijn vrouw zegt dat hij nog in Rhenen woont. Hij wilde een attestatie halen dat hij als zijn kinderen tot armoede kwamen te vervallen, hij die tot zijn laste zou nemen. De Schout van Buuren had hem ontboden om hem daar een armenjagers plaats te geven. Hij krijgt de waarschuwing van het Gerigt dat hij voortaan de Heerlijkheijt zal hebben te vermijden. |
