- Inleiding
Geschiedenis van het archief | De grondslag van het bedrijf werd al tegen het einde van de 18e eeuw gelegd door Hendrikus de Heus in Amsterdam. Hij richtte een fabriek op voor de vervaardiging van koperen militaire knopen voor de grote legers van Nederland en België. Daarnaast produceerde hij koperen spijkers en koperblad waarmee men de huiden van koopvaardijschepen omkleedde. In 1832 kwam er een samenwerking met de bevriende muntmeester van de Rijks Munt te Utrecht voor het slaan van koperen munten. Hierop besloot De Heus naast de fabriek in Amsterdam een nieuw bedrijf te vestigen aan het Vreeburg in Utrecht. Hier ontstond naast de muntenfabricage een grotere knopenfabriek met een roodkoper smelterij en pletterij alsmede werkplaatsen voor de verdere koperfabricage. De muntfabricage verliep minder voorspoedig maar de koperfabricage draaide op volle toeren.
Na zijn overlijden in 1836 werd H. de Heus opgevolgd door zijn zoon Willem Hendrikus de Heus die al enkele jaren werkte in het bedrijf van zijn vader. Ook dit was een echte ondernemer. Naast de koperfabriek stichtte W.H. de Heus in Utrecht ook een koolgasfabriek en voorzag Utrecht gedurende 20 jaar van gasverlichting via een revolutionair ijzeren pijpenstelsel. Ook in Arnhem en Zaandam exploiteerde hij gasfabrieken. Hij was bevriend met Koning Willem I en kocht op diens advies, vanwege de goedkope aandrijfkracht van water, in Apeldoorn de oude papiermolen “De Vlijt” met bijbehorend landgoed gelegen aan de beek de Grift. De gebouwen werden vanaf 1843 geleidelijk ingericht voor de fabricage van koper: het smelten en pletten. Geleidelijk aan is het gehele bedrijf vanuit Utrecht overgebracht naar Apeldoorn. Lokale fabriekschef en leidinggevende (later directeur) te Apeldoorn is P. Kok (overleden in 1894). W.H. de Heus werd vanwege velerlei verdiensten op verschillend gebied benoemd tot ridder in de Orde van den Nederlandsche Leeuw.
Na het overlijden van W.H. de Heus in 1872 werd het bedrijf omgezet in een commanditaire vennootschap onder leiding van zijn zoon Henri Guillaume Arnaud de Heus, als werkend vennoot van beide vestigingen Rotterdam en Apeldoorn. Deze H.G.A de Heus was al in 1862 compagnon geworden. Zijn eerste broer W.J.H. de Heus werd assistent te Rotterdam. Zijn vier zusters en tweede broer A.P. de Heus werden “stille vennoten”. Het filiaal te Amsterdam werd rond 1875 opgeheven. Reeds in 1868 was de hoofdzetel van het bedrijf met magazijnen overgebracht van Amsterdam naar een koopmanshuis aan de Boompjes te Rotterdam. Vanuit Rotterdam werd voornamelijk handel gedreven. In 1871 komt J. Buitenhuis in dienst bij Koperfabriek in Apeldoorn. Vanaf 1894 neemt J. Buitenhuis het stokje over van P. Kok als adjunct-directeur in Apeldoorn en is dan belast met de leiding van de werkzaamheden in de fabriek te Apeldoorn. Hij is directeur van 1899 tot circa 1913.
Na het overlijden van H.G.A. de Heus in 1902 (ongehuwd en kinderloos), wordt het bedrijf omgezet in een Naamloze Vennootschap. H.G.A. Elink Schuurman (neef van H.G.A. de Heus, kleinzoon van W.H. de Heus) wordt benoemd tot algemeen directeur van 1873 tot 1939. Deze wordt in 1904 opgevolgd door M.C. de Winter, met mededirecteur G. Havelaar, omdat H.G.A. Elink Schuurman benoemd wordt tot commissaris. De kleinzonen W.H.A. Elink Schuurman en H.C. Obreen worden eveneens commissarissen. Doel van de N.V.is het verwerken van en den handel in koper en andere metalen, ter voortzetting en uitbreiding van de zaken tot dusverre gedreven onder de firma “H. de Heus en Zoon”.
In 1921 treedt M.C. de Winter af en wordt A. Buitenhuis (schoonzoon van M.C. de Winter) mededirecteur (technisch directeur) te Apeldoorn (zoon van J. Buitenhuis), belast met de leiding van de fabriek. In 1921 wordt W.P. van het Kaar directeur te Rotterdam. In 1931 neemt A. Buitenhuis ontslag en wordt W.P. van het Kaar directeur van beide vestigingen. B.P. Pieren wordt dan bedrijfsleider in Apeldoorn.
Afgezien van een turbulente periode tijdens de Eerste Wereld Oorlog en tijdens de crisisjaren groeide het bedrijf in Apeldoorn gestaag. De fabriek in Apeldoorn onderging herhaaldelijk verbeteringen en in 1924 werd overgegaan tot elektrische aandrijving van de machines. In de Tweede Wereld Oorlog (1940) is het pand in Rotterdam verwoest en werd het kantoor en magazijn overgeplaatst naar Apeldoorn. Inmiddels is de fabriek dan vermaard om haar koperen platen voor onder andere dakbedekkingen van vele kerken, zakengebouwen en watertorens, in binnen- en buitenland. Maar ook vanwege toepassingen in chemische, grafische en textiel industrie, en voor fabricage van geisers, boilers en opslagtanks.
In 1937 wordt B.P. Pieren benoemd tot onderdirecteur. Hij was al sinds 1928 in dienst van de koperpletterij. In 1944 wordt hij benoemd tot directeur. Na pensionering van W.P. van het Kaar in 1945, wordt B.P. Pieren enig directeur. In 1972 gaat B.P. Pieren met pensioen.
Na overleg met Remeha worden alle aandelen overgenomen door dit bedrijf en wordt eigenaar. Deze liquideerde de fabriek en zette nog enige jaren de handelsafdeling voort. In 1975 werd dit ook stilgelegd en werd de fabriek uitsluitend gebruikt voor fabricage van cv-ketels. |
| Verwerving | Dit archief is beschikbaar gesteld door Remeha B.V., Marchantstraat 55, te Apeldoorn. In 1972 is de koperpletterij gestopt met haar werkzaamheden, en is overgenomen door Remeha. Zodoende is dit archief van de Koperpletterij in handen gekomen van Remeha. |
|
|
| Inhoud en Structuur |
| Bereik en inhoud | Het bevat stukken over de periode 1850 tot 1970 over de vestiging en ontwikkeling van de Koperpletterij & Metaalhandel H. de Heus aan de Vlijtseweg 101-105 te Apeldoorn. |
|
|