- Inleiding
Geschiedenis van het archief | De verkeerssituatie bij de spoorwegovergang Arnhemseweg - Hoofdstraat was dramatisch, zo lezen we in verschillende bronnen. De spoorbomen zaten lang dicht omdat er vaak gerangeerd werd. Zo ontstond er een opeenhoping van fietsers en auto’s voor de spoorbomen. Er was wel een voetgangersbrug over de spoorbaan.
In de gemeenteraadsnotulen van 1916 klaagt raadslid Teixeira de Mattos dat de spoorbomen wel een kwartier dicht waren. In 1926 klaagt de buurtvereniging “Zuid-Oost” over de opstoppingen bij het spoor. De gemeenteraad ziet de ernst van de situatie in en gaat plannen maken om de verkeershinder op te lossen. In 1917 verschijnt er een nota om alle spoorwegperikelen in de gemeente Apeldoorn aan te pakken, ook die van de Arnhemseweg. Wordt het plan uitgevoerd, dan zou dat de gemeente f 600.000 gaan kosten. Dat bedrag gaat de financiële draagkracht van de gemeente te boven. Daarom stuurt de gemeente een verzoek aan de regering, spoorwegen en provinciebestuur om bij te dragen in de kosten, omdat de gemeente niet alle kosten kan opbrengen. De gemeente zou jaarlijks en bedrag van f 30.000 moeten opbrengen en dat kan volgens het bestuur van de tunnelcommissie niet.
In 1926 wordt de tunnelcommissie opgericht met het doel om de verkeersbelemmering op te heffen zonder zich over een bepaald tunnelplan uit te laten. Dat laat men over aan het bevoegde gezag. De commissie steunt het plan van de gemeente om het rijk, de provincie en de spoorwegen mee te laten betalen. Het is de bedoeling een tunnel te maken voor alle verkeer. De commissie doet een oproep aan de Apeldoorners om met lijsten langs de deur te gaan om handtekeningen te verzamelen voor het plan. Men probeert bij allerlei verenigingen en organisaties personen te ronselen voor de uitvoering.
Commissievoorzitter is G. Stempher junior, die tevens in de gemeenteraad zit en ook voor het plan gestemd heeft. In 1927 komt er een akkoord met het rijk, de spoorwegen en de gemeente over de kostenverdeling. De provincie betaalt niet mee. In 1934 komt de vergunning van de minister van Waterstaat tot een onderdoorgang voor voetgangers en wielrijders, een kleine tunnel. Een grote tunnel acht men niet nodig aangezien de spoorwegen voorzieningen hebben getroffen om minder te hoeven rangeren. De houten loopbrug voor voetgangers over het spoor wordt afgebroken. |
|
|
| Verantwoording |
| Geraadpleegde bronnen: 1. Documentatiecollectie archief; inventarisnummer 455 ingebruikstelling tunnel in de overweg aan de Arnhemseweg 2. Nieuwe Apeldoonse Courant van 7 december 1927 over tunnelfonds 3. Secretarie archief 1916-1945 gemeenteraadsnotulen vanaf 1916; inventarisnummer 29 en volgende 4. Secretarie archief 1916-1945 ingekomen stukken bij de gemeenteraad vanaf 1916; inventarisnummer 1 en volgende 5. Secretarie archief 1916-1945 correspondentiedossier betreffende de aanleg van de tunnel bij de Arnhemseweg 1922-1934. Dossier 544/1922, inventarisnummer 208
|
|
|