- Inleiding
Geschiedenis van het archief | In 1936 is het Nationaal Fonds voor Bijzondere Noden opgericht. Dit fonds spoorde de gemeentebesturen aan in hun gemeenten Commissies van Samenwerking voor Bijzondere Noden op te richten. En dat gebeurde in Apeldoorn ook. In juni 1943 is het bestuur door het Duitse bewind ontslagen. In 1946 werd het bestuur weer in ere hersteld. Het Nationaal Fonds is een permanent orgaan van hulpverlening. Hij doet in 1946 een oproep aan gemeenten een Commissie van Samenwerking in te voeren. De burgemeester stelt dit verzoek in handen van de directeur van Sociale Zaken. De leden van de commissie moeten vermeld worden en namens welke organisatie ze er in zitten.
In 1936 heeft het nationaal Fonds richtlijnen opgesteld: wat moeten de commissies niet doen? Geen kredietverlening, geen steun in natura en geen geregelde onderstand. Wat gaan ze wel doen? Eenmalige steun, uitkeringen ineens in die gevallen, waarin het verlenen van de steun de kracht van de gewone instellingen van weldadigheid te boven gaat en wel hoofdzakelijk aan stille armen, die door bijzondere noden in moeilijkheden zijn gekomen. De hulpverlening door eenmalige steun aan de bedoelde personen blijft principieel allereerst de rechtstreekse taak van de bestaande particuliere en kerkelijke instellingen. Kunnen deze alleen de nodige hulp verstrekken, dan is er voor optreden van een ander nieuw lichaam uiteraard geen reden. De minister is echter uitgegaan van de gedachte dat waarschijnlijk in vele gevallen de bestaande instellingen van weldadigheid financieel niet in staat zullen zijn de nodige hulp ineens aan deze nieuwe of stille armen geheel te verstrekken en dat dit slechts zal kunnen geschieden door samenwerking van meerdere zijden. Voor dergelijke gevallen is nu de nieuwe Commissie van Samenwerking bedoeld. Het doel van de commissie is dus een band te leggen tussen die particuliere en kerkelijke instellingen in een gemeente welke zich bezig houden of bereid zijn zich te gaan bezig houden met het verlenen van eenmalige steun in bijzondere noden en deze hulpverlening in onderling overleg te organiseren en uit te voeren. De plaatselijke commissie heeft erkenning van het ministerie nodig, wil men in noodgevallen een beroep doen op het landelijke fonds. De oprichting van de plaatselijke commissie zal uit moeten gaan van de burgemeester. In 1948 schrijft de directeur van de dienst voor sociale zaken het volgende aan burgemeester en wethouders: “de vroegere commissie van samenwerking functioneert weer. De commissie heeft bericht dat de commissie vertegenwoordigd wordt door personen van de volgende organisaties”:
Voorzitter: J. Lamsvelt, directeur van de Rotterdamse Bankvereniging Secretaris: J.H. Grotenhuis, oud lid van het Maatschappelijk Hulpbetoon. Later A.J.G. Lammertink van de Sociale Dienst. Penningmeester: K. Bakels, vertegenwoordiger van de Gereformeerde Kerk. Leden: G.J. Bergsma, oud lid Maatschappelijk Hulpbetoon, Zuster A.M. Boon, vertegenwoordiger van het Groene Kruis, E.J. brouwer, notaris, H. Bus, vertegenwoordiger van de Odd Fellows, H. Esser, vertegenwoordiger van de R.K. kerk en J.D. Slijkhuis, vertegenwoordiger van de Nederlands Hervormde Kerk. |
|
|
| Voorwaarden |
| Voorwaarden voor raadpleging | Stukken zijn na 75 jaar openbaar |
|
| Verantwoording |
| Bronnen: 1. Secretarie-archief 1946-1985 inventarisnummer 8058: Correspondentie betreffende het doel, de werkwijze en de samenstelling van de Commissie voor Bijzondere Noden 1946-1968 2. Secretarie-archief 1946-1985: jaarverslagen van de stichting Commissie van Samenwerking voor Bijzondere Noden 1959-1962 3. Secretarie-archief 1946-1985: rapport voor ondersteuning van mevouw M.J. Markman-de Deugd van het arbeidszorgbureau van de Nederlandse Vereniging Sociale Zorg voor Minder-Validen 1968. 4. Archief Commissie Crisissteun Middenstand, inventarisnummer 30: verslagen van de Commissie voor Bijzondere Noden 1936 – 1940. |
|
|