- Inleiding
Geschiedenis van het archief | N.V. Papierfabriek Maasmond (1873-1951) was gevestigd te Keizersveer op de noordoever van de Bergsche Maas op een terrein behorend tot de gemeente Dussen. De fabriek was voor de oorlog niet alleen de grootste en belangrijkste werkgever in de gemeente Dussen maar had ook sociaal-maatschappelijk gezien een grote invloed. In eerste instantie werkte de fabriek als strostoffabriek maar al snel schakelde men over op de productie van halfstof op basis van lompen. Door de sterk stijgende vraag naar papier in die periode en de beperkte beschikbaarheid van lompen werd er koortsachtig gezocht naar alternatieve grondstoffen voor het maken van papier. Papierstof op basis van stro, het zogenaamde strostof, was in die tijd sterk in opmars, maar uiteindelijk zou cellulose, gewonnen uit hout, de basisgrondstof voor papierfabricage worden. In het eerste productiejaar produceerde de fabriek 1.440 ton strostof dat vooral bestemd was voor verwerking in Engelse papierfabrieken. Er waren in dat jaar 60 medewerkers in dienst, waaronder 25 vrouwen. In 1878 stond de teller al op 102 werknemers. De energie werd opgewekt door een drietal stoomketels van 50 pk. Van de oorspronkelijke oprichters is niets met zekerheid bekend, behalve dat zij het bedrijf al vrij snel overdeden aan een Belgische vennootschap gesticht door Auguste Chantrenne, een Belgische fabrikant van machines voor de papierindustrie, en de Engelse industriëlen Evans & Owen. In 1882 begon het aantal personeesleden terug te lopen en in 1887 werd de fabriek geheel buiten werking gesteld. Door overlijden c.q. terugtreden van de Engelse vennoten deed Chantrenne noodgedwongen de zaak in 1891 van de hand aan de Engelsman Albert E. Reed, een oud-werknemer van Evans & Owen die voor zich zelf begonnen was en de grondlegger zou worden van het Reed concern dat later zou fuseren tot de multinational Reed-Elsevier. Onder de vlag van Reed werd de geproduceerde papierpulp in de papierfabrieken van Reed in Engeland tot papier verwerkt. In 1898 werd de halfstoffabriek te Keizersveer echter omgevormd tot een echte papierfabriek. Onder leiding van de nieuw aangestelde directeur, de Engelsman Ernest C. Reed, werd de verdere uitbouw ter hand genomen. Bij het aantrekken van de noodzakelijke papierproductiekennis onderging Keizersveer als het ware een invasie van Engelse papiermakers en andere technici. Veelal namen zij hun intrek in de woningen bij de fabriek, maar soms woonden ze ook in de omliggende dorpen of waren ze in pension bij kostgezinnen. Men ging bij de uitbouw van de fabriek zo voortvarend werk dat deze in het eerste decennium van de twintigste eeuw uitgroeide tot een van de modernste papierfabrieken van Nederland. Gedurende de roerige maar voor de Nederlandse papierindustrie uitermate winstgevende jaren van de Eerste Wereldoorlog, rijpte bij Reed het plan om zijn inspanningen van de afgelopen jaren te verzilveren. Hij nam de beide Nederlandse productievestigingen in Keizersveer en Maasniel (Roermond) over van het Reed-concern. De oorlogswinst werd op schimmige wijze naar Engeland weggesluisd en beide fabrieken worden enkele maanden later in 1918 op het toppunt van winstgevendheid voor een kleine 1,5 miljoen gulden verkocht aan een groep Nederlandse investeerders, die daarnaast ook nog eens negen ton op tafel mochten leggen voor de overname van voorraden. bedrijfskapitaal en overige "losse" goederen. Het aandelenkapitaal werd voor een belangrijk deel ingebracht door de Familie Proost, eigenaren van papiergroothandel P. Proost en Zonen te Amsterdam en een van de belangrijkste klanten van de Maasmond. De opgerichte Raad van Commissarissen benoemde Ulco Proost Sr. als gedelegeerd commissaris. Helaas kreeg de papierindustrie na de profijtelijke oorlogsjaren te kampen met een belangrijke economische teruggang. De aankoop bleek dan ook te hoog gegrepen, want door de hoge banklening en dito rentelasten bezat het conjunctuurgevoelige bedrijf geen enkele weerstandsbuffer om aan de snel verslechterende economische omstandigheden het hoofd te kunnen bieden. De aandeelhouders deden noodgedwongen afstand van hun aandelen en het bedrijf komt volledig onder curatele van de Amsterdamsche Bank. Toch probeerde deze, nadat de conjunctuur weer wat was aangetrokken, door ingehouden winsten in de fabriek te investeren, de zaak weer vlot te trekken, waar men deels ook in slaagde. De economische crisis van de jaren dertig was echter opnieuw een lelijke streep door de rekening, al is er in de laatste jaren voor de Tweede Wereldoorlog sprake van een opmerkelijk herstel. Ondanks de fluctuerende resultaten groeide de Maasmond in de jaren tussen Eerste en Tweede Wereldoorlog uit tot een bedrijf van formaat waar jaarlijks op vijf papiermachines ongeveer tien miljoen kilogram papier geproduceerd werd van allerlei soorten. Met Van Gelder Zonen, Berghuizer Papierfabriek en Koninklijke Nederlandse Papierfabriek behoorde het tot de top vier van de Nederlandse papierindustrie. Zo'n 440 medewerkers, deels in ploegendienst, waren er te werk gesteld. Met enige regelmaat kampte de fabriek ook met de nodige sociale onrust waarbij de sterk in opkomst zijnde vakbonden zich deden gelden. Strijdpunten waren vooral: de zondagarbeid, het verguisde boetesysteem, betere sociale voorzieningen, meer vakantierechten en invoering van een CAO. De Tweede Wereldoorlog leidde uiteindelijk wederom tot stilstand en verlies en tot overmaat van ramp kwam de fabriek in de laatste oorlogswinter in frontgebied te liggen waardoor veel schade werd aangericht. Bovendien raakte directeur Braun na de bevrijding - overigens ten onrechte - verwikkeld in een onderzoek naar vermeende collaboratiepraktijken en werd hem enige tijd huisarrest opgelegd. Toch was er door dit alles bij de kapitaalverschaffers - die in ruim vijfentwintig jaar tijd nauwelijks enig dividend genoten hebben - na de oorlog weinig animo om opnieuw geld te steken in herstel van de papierfabriek. De Amsterdamsche Bank was er slechts op uit om zoveel mogelijk van zijn vordering en van zijn aandelenkapitaal zeker te stellen en liet daarbij concurrent Van Gelder Zonen prevaleren vanwege de persoonlijke en vriendschappelijke relatie die men onderhield met Pieter Smidt, grootaandeelhouder van Van Gelder Zonen. Het aandeelhoudersbesluit om de activa aan Van Gelder te verkopen betekende in feite het einde van de Maasmond. Zonder papiermachines waren alle inspanningen om de fabriek onder de vlag van de Koninklijke Nederlandse Papierfabriek uit Maastricht in een of andere vorm een doorstart te laten maken bij voorbaat tot mislukken gedoemd. De teloorgang van de Maasmond valt des te meer te betreuren vanwege de gemiste kansen die zich na de oorlog voor een herbouwde papierfabriek bleken aan te dienen. Vooral het gestreken papier, waarmee de Maasmond vlak voor het uitbreken van de oorlog als eerste in Nederland gestart is, blijkt perspectief te bieden maar er zijn er meer. Gezien de voorgeschiedenis, waarbij gedelegeerd commissaris Ulco Proost zich een voorstander toonde van overname door KNP in plaats van uitverkoop van de activa aan Van Gelder, is het niet zo verwonderlijk dat Proost, die eigenaar was van de licentie, deze uiteindelijk verkocht aan de Maastrichtse onderneming en niet aan Van Gelder Zonen (Bronnen: Ton Lensvelt, Aan het papier toevertrouwd, Geschiedenis N.V. Papierfabriek Maasmond (1873-1951), Sleeuwijk 2006. Zie ook http://nl.wikipedia.org/wiki/N.V._Papierfabriek_Maasmond). |
| Verwerving | Deze inventaris is een onderdeel van de inventaris van archieven van zes papierfabrieken die zich bevinden in de collectie van de Stichting Papiergeschiedenis in Nederland, welke in 1987 werd ondergebracht bij het Gemeentearchief, sinds 2003 onderdeel van de Stichting CODA te Apeldoorn. Het gaat respectievelijk om de N.V. Cartonfabriek Beukema & Co te Hoogezand, Cramer (voorheen de Berghuizer Papierfabriek) te Wapenveld, Van Delden te Vaassen, Maasmond te Raamsdonkveer, N.V. Koninklijke Papierfabriek voorheen Pannekoek & Compagnie te Heelsum en De Schoone Haas te Waddinxveen. In 2006-2007 zijn de zes archieven zijn in het kader van het programma Metamorfoze opnieuw geïnventariseerd en verfilmd. |
|
|
| Voorwaarden |
| Fysieke kenmerken en technische vereisten | De microfiches met de verfilmde bestanddelen zijn raadpleegbaar in het Kenniscentrum van CODA Apeldoorn. De originelen zijn niet raadpleegbaar. |
|
| Verantwoording |
| In 2005 verwierf CODA subsidie in het kader van het project Metamorfoze, het nationale programma voor conservering van het papieren erfgoed. Het programma heeft tot doel het door versneld autonoom verval bedreigde papieren erfgoed te behouden. Autonoom verval is verval dat doorgaat, ook als aan alle voorwaarden voor zorgvuldige bewaring wordt voldaan. Vormen hiervan zijn: verzuring van het papier, inktvraat en kopervraat. Verzuring komt voor in vrijwel alle papieren documenten van na ca. 1840. Inktvraat en kopervraat kunnen voorkomen in geschreven papieren documenten daterend vanaf de Middeleeuwen waarin bepaalde soorten inkt zijn gebruikt. Metamorfoze is een samenwerkingsverband tussen de Koninklijke Bibliotheek en het Nationaal Archief. Het programma is een initiatief van het Ministerie van OCW. Voor de archieven van deze papierfabrieken is gekozen omdat zij representatief kunnen worden geacht voor de papierfabricage in Nederland in de tweede helft van de negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw. Bij de totstandkoming van het deelproject bleek dat een herinventarisatie noodzakelijk was, aangezien het archief niet voldeed aan de eisen van een goede, geordende en toegankelijke staat. Ook was de materiële toestand verre van rooskleurig. Voor de herinventarisatie is zoveel mogelijk het stramien van andere bedrijfsarchieven gevolgd. Een klein deel is vernietigd. Daarbij ging het vooral om dubbelen. Onderdeel van het project was de microverfilming van alle archivalia. Daarbij is de nieuwe volgorde van de stukken gevolgd. |
|
|